Ja en dan nu Saint Vincent en de Grenadines. Dat 1ste is het grootste eiland en ligt het meest noordelijk. De Grenadines zijn een aantal kleine eilandjes waarvan we Union Island, Mayreau, de Tobago Cays, Canouan en Bequia aandoen voordat we naar Saint Vincent gaan. De eilanden liggen dicht bij elkaar, dus met steeds kleine “hopjes” varen van de een naar de ander.
De start op Union Island (Clifton) verloopt overigens best vervelend. Het inklaren is ronduit onprettig met een agentschap waar je niet omheen kunt en die voor “processing” 50 US dollar rekent, terwijl we mans genoeg zijn om zelf even naar Customs te lopen. En de nurse waar we naar verwezen worden om onze gezondheid te checken hebben we nooit gezien, terwijl het agentschap 10 US dollar per persoon rekent om onze temperatuur op te nemen. Hierdoor denk ik dat zij de ‘ nurse’ is. We weigeren om deze 20 dollar te betalen; de sfeer is inmiddels ver beneden nul ondanks de hitte.
In algemene zin merken we een verkeerd beeld te hebben van de Cariben: palmbomen, prachtig blauwe zee, zandstrandjes, ja het is er allemaal, maar daarnaast zien we ook veel armoede, troep, straathonden, kapotte bestrating. We weten inmiddels dat soms de voorkant van huizen etc. er best aardig uit kan zien, maar als je dan wat verder kijkt, ligt er een enorme puinhoop achter of naast.
Op straat hangen veel mannen naar het ons doet aanzien maar wat rond, er klinkt veel (harde) muziek, kinderen hangen ook vaak wat rond; je ziet ze weinig spelen. Gezinnen zie je niet. Vrouwen zie je minder of ze zijn bezig, boodschappen doen, overal hangt was, kinderen in hun kielzog. Mannen en vrouwen lijken in een gescheiden wereld te leven. Als we op Mayreau zijn hebben ze de kinderen aldaar kennelijk geleerd om (blanke) toeristen vriendelijk te groeten, want dat doen ze allemaal. En als op het strandje van de baai een groepje blanke captains van de aanwezige charterboten met elkaar gaat voetballen zie je de kinderen die meedoen genieten van deze activiteit. Overigens zien we daar ook een van steen opgezet resort leeg staan; “mismanagement”, aldus het meisje van het eettentje waar we wat drinken en eten meenemen. Omdat het geheel uit steen is opgetrokken, staat het er nog, anders was het waarschijnlijk al half ingestort.
We merken een groot contrast op de diverse eilanden tussen hotels en resorts voor de toeristen en de leefomgeving van de eilandbewoners; er is een grote afstand tussen de blanke toeristen en de donkere bevolking. Als je dan een keer niet bij de plaatselijke kroeg wat gaat drinken, maar bij het voor de blanke toeristen opgezette hotel ben je meteen 55 dollar kwijt voor een paar drankjes. Dan zit je wel in een prachtig aangeklede, luxe bar een rum punch uit een prachtig glas te drinken.
Naast soms een wat vijandige houding, bijvoorbeeld als we een groepje gymnastiekende kinderen fotograferen (“Give me money, give me money!” wordt er van de overkant van de straat geschreeuwd) ontmoeten we een baai verder ook een jongen die naar ons toekomt peddelen en het leuk vindt om wat te praten. Hij herkent onze vlag, weet van de oorlog in Oekraine en dat Oekraine naast Polen ligt. Van Nederland weet hij dat we heel veel koeien hebben en heel veel melk en kaas. We drinken hier namelijk al steeds melk van Dutch Lady, houdbare melk uit Holland.
Mannen die iets willen (mooring aanreiken voor geld, bananen of ander fruit verkopen) richten zich op de captain; vrouwen maken eventueel contact met vrouwen.
Er zijn hier overigens geen jachthavens, dus de boten ankeren in de baaien of pakken een mooring. Deze moeten wel altijd gecheckt worden om te kijken of ze betrouwbaar zijn. Mijn captain heeft zich ook bij het ankeren eigen gemaakt om elke keer even het water in te duiken om het anker te controleren. De plaatselijke bevolking vaart met bootjes langs de jachten om allerlei zaken aan te bieden: kreeft, brood, water, ijs, laundry, lobsterdiner. “Captain, captain, good morning, how are you, need anything?”
Op Canouan is wel een (dure) jachthaven en daar hebben we 2 nachten gelegen om weer even lekker te douchen en de was te laten doen. Het personeel is over de top vriendelijk en bij de receptie krijg je bij binnenkomst een koud vochtig handdoekje en een ijskoud flesje water aangeboden. De jachthaven is bijna leeg, maar kan ook de enorm grote jachten die we zien, bergen.
De natuur is per eiland verschillend. De eilanden die wat hogere bergen hebben zijn meer donkergroen; andere meer lichter groen, maar allemaal met palmen en heel veel andere bomen. Het water is overal helderblauw en heeft een heerlijke temperatuur. We snorkelen tussen de schildpadden en de kapitein komt naast de “gewone” vissen een haai, een barracuda en een pijlstaartrog tegen. Ik probeer deze juist niet tegen te komen. Het is geen straf om het water in te gaan en jezelf achteraan de boot op de zwemtrap te wassen, een duik te nemen om je af te spoelen en na te douchen met het zoete water uit onze “dekdouche”.
Onze Belgische vrienden van de Alskling ll zijn door onfortuin wat achterop geraakt en ook wij hebben de nodige reparaties te doen. Hiervoor zetten we koers naar Martinique, het Franse eiland ten noorden van St. Lucia. Dit laatste eiland gaan we niet aan land en klaren we ook niet in, maar ankeren we om met 3 dagtochten noordwaarts te gaan. We verheugen ons op Martinique vanwege het familiebezoek wat daar naartoe komt en ook vanwege de Franse supermarkten waar weer van alles te koop zal zijn! Maandag 7 maart zetten we voet op Franse bodem, na een maand op St. Vincent en de Grenadines te zijn geweest.
Dag, dag. Wat een mooi verhaal. Maar tussen de regels door lees ik dat jullie wel geconfronteerd worden met de “speciale cultuur, normen en waarden” ter plekke. Goede reis verder. Groetjes, Heleen Nossent
Neem wat bananen mee! Leuk verslag weer.
De kleur van het water blijft zó mooi (op de foto al, laat staan live)!
En grappig dat je daar ontbijt met Bonne Maman-jam!
Liefs uit De Meern
Afwisselend ! maar blijft een genot om te lezen en te bekijken.
xxx Tinus